Ik was als beginnend dertiger volop bezig carrière te maken toen plotseling mijn vader overleed als gevolg van een auto-ongeluk. Het was 26 maart 1993. Van de ene dag op de andere was mijn vader weg. Een vitale man van net 70 jaar oud. Dat zette me wel aan het denken. Als je zo snel uit het leven kan worden gegrepen, wat doe ik dan nu en is dat wel zinvol? Ik had een voltijdsbaan bij een ministerie. Was dat voldoende, doe ik wel de goede dingen? Toevallig kreeg mijn toenmalige partner in deze periode een burn out. Zij stelde zich dergelijke vragen ook.
In dat proces besloot ik ruimte te maken voor iets anders dan alleen werken. Ik ging vier dagen per week werken. Ik had de vrijdag vrij. Ik zou gaan genieten van het leven en in het nu zijn. Maar dat viel vies tegen. In de praktijk verlummelde ik die vrijdag en de vrije tijd verdween in lamlendigheid en luchtledigheid.
Ik had politieke aspiraties in die jaren en stelde me verkiesbaar in de gemeente. Ik werd gekozen en werd fractievoorzitter. Mijn vrije dag ging op in de politiek en de avonden ook uiteraard… Na een jaar van leegte werd mijn werkzame leven nog voller dan vóór het overlijden van mijn vader.